Hybrid zone genomics supports candidate species in Iberian Alytes obstetricans:
Hybridisatie zone genetica onderbouwt bewijs voor nieuwe soort van de Iberische Vroedmeesterpad (Alytes sp.).
Het geslacht vroedmeesterpadden bestonden zo'n 25 jaar geleden uit maar uit een 3-tal soorten. genetisch onderzoek waaruit grote differentiatie bleek uit de geslachten en exemplaren deed het geslacht Alytes groeien naar maar liefst 6 soorten tot nu toe met een nieuwe soort zojuist onderscheden uit Zuid-Frankrijk.
Taxonomische indeling
| Rijk: | Animalia (Dieren) |
| Stam: | Chordata (Chordadieren) |
| Klasse: | Amfibia (Amfibieën) |
| Orde: | Anura (Kikkers) |
| Onderorde: | Archaeobatrachia |
| Clade: | Costata |
| Familie: | Alytidae |
While estimates of genetic divergence are increasingly used in molecular taxonomy, hybrid zone analyses can provide decisive evidence for evaluating candidate species. Applying a population genomic approach (RAD-sequencing) to a fine-scale transect sampling, we analyzed the transition between two Iberian subspecies of the common midwife toad (Alytes obstetricans almogavarii and A. o. pertinax) in Catalonia (northeastern Spain), which putatively diverged since the Plio-Pleistocene. Their hybrid zone was remarkably narrow, with extensive admixture restricted to a single locality (close to Tarragona), and congruent allele frequency clines for the mitochondrial (13 km wide) and the average nuclear genomes (16 km wide). We also fitted clines independently for 89 taxon-diagnostic SNPs: most of them behave like the nuclear background, but a subset (13%) is completely impermeable to gene flow and might be linked to barrier loci involved in hybrid incompatibilities. Assuming that midwife toads are able to disperse in the area of contact, we conclude that these taxa experience partial reproductive isolation and represent incipient species, i.e. Alytes almogavarii and Alytes obstetricans. Interestingly, their evolutionary age and mitochondrial divergence fall below the thresholds proposed in molecular systematics studies, emphasizing the difficulty of predicting the outcome of secondary contacts between young lineages entering the grey zone of speciation.
The delimitation of cryptic species by phylogeographers is inherently challenged by the continuous and dynamic nature of speciation processes (Avise, 2000; Heethoff, 2018; Struck et al., 2018; Chenuil et al., 2019). In the era of the “molecularisation of taxonomy” (Lee, 2004), evolutionary biologists may never agree on how much reproductive isolation and genetic differentiation is required to consider diverging populations as incipient species (Coyne and Orr, 2004; De Queiroz, 2007; Padial et al., 2010). In particular, hybridizing taxa, as well as allopatric taxa of equivalent divergence, fall within a so-called grey zone of speciation, and thus remain at the heart of taxonomic disputes (Roux et al., 2016).
In the wake of recent attempts to relate the evolutionary divergence of phylogeographic lineages with levels of introgression across hybrid zones (Singhal and Moritz, 2013; Dufresnes et al., 2019a), the concept of “speciation thresholds” might circumvent some practical issues (Fouquet et al., 2007; Vieites et al., 2009). As theoretically and empirically supported, reproductive isolation tends to increase rapidly due to the accumulation of barrier loci after a certain degree of genetic divergence, above which the probability to merge back and reverse the speciation process is considerably reduced (Barton, 1983; Orr, 1995; Gourbiere and Mallet, 2009; Singhal and Moritz, 2013). Hence, if properly characterized and implemented, this checkpoint should facilitate the delimitation of incipient species.
Hoewel schattingen van genetische divergentie steeds vaker worden gebruikt in moleculaire taxonomie, kunnen analyses van hybride zones doorslaggevend bewijs leveren voor het evalueren van kandidaat-soorten. Door een populatie-genoombenadering (RAD-sequencing) toe te passen op een fijnschalige transect-bemonstering, analyseerden we de overgang tussen twee Iberische ondersoorten van de gewone vroedvrouwenpad (Alytes obstetricans almogavarii en A. o. pertinax) in Catalonië (Noordoost-Spanje), die vermoedelijk uiteen sinds het Plio-Pleistoceen. Hun hybride zone was opmerkelijk smal, met uitgebreide vermenging beperkt tot een enkele plaats (dichtbij Tarragona), en congruente allelfrequentielijnen voor de mitochondriale (13 km breed) en de gemiddelde nucleaire genomen (16 km breed). We hebben ook onafhankelijk van elkaar clines gemonteerd voor 89 taxon-diagnostische SNP's: de meeste gedragen zich als de nucleaire achtergrond, maar een subset (13%) is volledig ondoordringbaar voor genenstroom en kan worden gekoppeld aan barrièreloci die betrokken zijn bij hybride onverenigbaarheden. Ervan uitgaande dat verloskundige padden zich kunnen verspreiden in het contactgebied, concluderen we dat deze taxa een gedeeltelijke reproductieve isolatie ervaren en beginnende soorten vertegenwoordigen, dwz Alytes almogavarii en Alytes obstetricans. Interessant is dat hun evolutionaire leeftijd en mitochondriale divergentie onder de drempels vallen die worden voorgesteld in studies op het gebied van moleculaire systematiek, wat de moeilijkheid benadrukt om de uitkomst te voorspellen van secundaire contacten tussen jonge geslachten die de grijze zone van soortvorming binnengaan. we concluderen dat deze taxa een gedeeltelijke reproductieve isolatie ervaren en beginnende soorten vertegenwoordigen, dwz Alytes almogavarii en Alytes obstetricans. Interessant is dat hun evolutionaire leeftijd en mitochondriale divergentie onder de drempels vallen die worden voorgesteld in studies op het gebied van moleculaire systematiek, wat de moeilijkheid benadrukt om de uitkomst te voorspellen van secundaire contacten tussen jonge geslachten die de grijze zone van soortvorming binnengaan. we concluderen dat deze taxa een gedeeltelijke reproductieve isolatie ervaren en beginnende soorten vertegenwoordigen, dwz Alytes almogavarii en Alytes obstetricans. Interessant is dat hun evolutionaire leeftijd en mitochondriale divergentie onder de drempels vallen die worden voorgesteld in studies op het gebied van moleculaire systematiek, wat de moeilijkheid benadrukt om de uitkomst te voorspellen van secundaire contacten tussen jonge geslachten die de grijze zone van soortvorming binnengaan.
De afbakening van cryptische soorten door fylogeografen wordt inherent uitgedaagd door de continue en dynamische aard van soortvormingsprocessen (Avise, 2000; Heethoff, 2018; Struck et al., 2018; Chenuil et al., 2019). In het tijdperk van de "molecularisatie van taxonomie" (Lee, 2004), zullen evolutiebiologen het misschien nooit eens worden over hoeveel reproductieve isolatie en genetische differentiatie nodig zijn om uiteenlopende populaties als beginnende soorten te beschouwen (Coyne en Orr, 2004; De Queiroz, 2007; Padiaal et al., 2010). Met name hybridiserende taxa, evenals allopatrische taxa van gelijkwaardige divergentie, vallen binnen een zogenaamde grijze zone van soortvorming en blijven dus de kern van taxonomische geschillen (Roux et al., 2016).
Palearctic amphibians are a good system to assess the performance of such speciation thresholds for integrative systematics, in respect to intrinsic limitations such as the choice of markers (mtDNA, nuclear) and metrics to apply (% of divergence, divergence time). In amphibians, while some influential studies recommended 3% differentiation at sequences of the mitochondrial 16S gene (Malone and Fontenot, 2008; Vieites et al., 2009), recent comparative surveys suggested a divergence time of 3 My to underlie incipient speciation among European anurans. This age corresponds to the youngest candidate species in several well-studied radiations, while younger lineages usually merge upon secondary contact (Dufresnes et al., 2019a and references therein). However, molecular clocks are specific to the phylogenetic framework considered, and the speciation clock may tick at different paces depending on lineages. Empirical data from additional species groups are thus needed to fully appreciate the progress of reproductive isolation in space and time, and refine the thresholds used in systematics.
Here we focused on the midwife toad Alytes obstetricans, a small anuran that colonized parts of Western Europe from the Iberian Peninsula. This taxon bears the hallmark of the Plio-Pleistocene climatic fluctuations, and previous phylogeographic analyses identified six deeply-diverged mitochondrial lineages distributed across Central Spain (A), N-Spain/W-Europe (B), Galicia and N-Portugal (C), Central Portugal/Sistema Central mountains in Spain (D), the Spanish Pyrenees (E) and Catalonia (F) (Gonçalves et al., 2015). Most of these clades feature nuclear differentiation, some corresponding to taxonomic subdivisions (Arntzen and García-París, 1995; Martínez-Solano et al., 2004; Gonçalves et al., 2007; Maia-Carvalho et al., 2014, 2018; Gonçalves et al., 2015). The most divergent populations (mtDNA lineages E-F), representing the subspecies A. o. almogavarii, are of particular interest. Dated to the Mio-Pliocene (Martínez-Solano et al., 2004) or to the Plio-Pleistocene (Gonçalves et al., 2015), this taxon features the highest allozyme distances to all other A. obstetricans subspecies (Nei’s ; Arntzen and García-París, 1995; see also García-París, 1995). While its placement on the nuclear tree is not well resolved (Gonçalves et al., 2007; Maia-Carvalho et al., 2014), A. o. almogavarii forms a strongly differentiated genetic cluster, with little gene flow from parapatric subspecies (based on microsatellites; Maia-Carvalho et al., 2018). The divergence time (2.5 My in Gonçalves et al., 2015) and amount of 16S divergence (0.99-1.38% in Martínez-Solano et al., 2004) are both below the proposed thresholds of speciation, yet the apparent lack of genetic introgression suggests potential reproductive isolation between A. o. almogavarii and its congeners, which could indicate an unusually young speciation event.
Hier concentreerden we ons op de vroedmeesterpad Alytes obstetricans, een kleine anuraan die vanaf het Iberisch schiereiland delen van West-Europa koloniseerde. Dit taxon draagt het kenmerk van de Plio-Pleistocene klimatologische schommelingen, en eerdere fylogeografische analyses identificeerden zes sterk uiteenlopende mitochondriale lijnen verspreid over Midden-Spanje (A), N-Spanje/W-Europa (B), Galicië en N-Portugal (C ), Midden-Portugal/Sistema Centrale bergen in Spanje (D), de Spaanse Pyreneeën (E) en Catalonië (F) (Gonçalves et al., 2015). De meeste van deze clades hebben nucleaire differentiatie, sommige komen overeen met taxonomische onderverdelingen (Arntzen en García-París, 1995; Martínez-Solano et al., 2004; Gonçalves et al., 2007; Maia-Carvalho et al., 2014, 2018; Gonçalves et al., 2015). De meest uiteenlopende populaties (mtDNA-lijnen EF), die de ondersoort A. o. almogavarii, zijn van bijzonder belang. Dit taxon dateert uit het Mio-Plioceen (Martínez-Solano et al., 2004) of het Plio-Pleistoceen (Gonçalves et al., 2015). ; Arntzen en García-París, 1995; zie ook García-París, 1995). Hoewel de plaatsing op de nucleaire boom niet goed is opgelost (Gonçalves et al., 2007; Maia-Carvalho et al., 2014), A. o. almogavarii vormt een sterk gedifferentieerde genetische cluster, met weinig genenstroom van parapatrische ondersoorten (gebaseerd op microsatellieten; Maia-Carvalho et al., 2018). De divergentietijd (2,5 My in Gonçalv dit taxon heeft de hoogste allozyme-afstanden tot alle andere A. obstetricans-ondersoorten (Nei's D = 0,17; Arntzen en García-París, 1995; zie ook García-París, 1995). Hoewel de plaatsing op de nucleaire boom niet goed is opgelost (Gonçalves et al., 2007; Maia-Carvalho et al., 2014), A. o. almogavarii vormt een sterk gedifferentieerde genetische cluster, met weinig genenstroom van parapatrische ondersoorten (gebaseerd op microsatellieten; Maia-Carvalho et al., 2018). De divergentietijd (2,5 My in Gonçalv dit taxon heeft de hoogste allozyme-afstanden tot alle andere A. obstetricans-ondersoorten (Nei's D = 0,17; Arntzen en García-París, 1995; zie ook García-París, 1995). Hoewel de plaatsing op de nucleaire boom niet goed is opgelost (Gonçalves et al., 2007; Maia-Carvalho et al., 2014), A. o. almogavarii vormt een sterk gedifferentieerde genetische cluster, met weinig genenstroom van parapatrische ondersoorten (gebaseerd op microsatellieten; Maia-Carvalho et al., 2018). De divergentietijd (2,5 My in Gonçalv Maia-Carvalho et al., 2018). De divergentietijd (2,5 My in Gonçalv Maia-Carvalho et al., 2018). De divergentietijd (2,5 My in Gonçalv
To elucidate whether A. o. almogavarii represents an incipient species, we thoroughly analyzed the transition between Alytes obstetricans, lineages F (almogavarii) and A (pertinax) along the Catalonian coast in northeastern Spain (Gonçalves et al., 2015; Maia-Carvalho et al., 2018), based on transect sampling and genomic resources (RAD-sequencing). Interestingly, this phylogeographic break is also found in a related amphibian, the common parsley frog Pelodytes punctatus, where subspecies P. p. punctatus and P. p. hespericus introgress over hundreds of kilometers (CD and IMS, unpublished data) despite equivalent divergence time (Díaz-Rodríguez et al., 2015, 2017). Assuming similar dispersal capacity in Alytes and Pelodytes (both share mostly terrestrial habits and are often found in syntopy in Mediterranean habitats), we predict widespread admixture across the A. o. almogavarii/pertinax transition if, like P. p. punctatus/hespericus, they did not evolve significant reproductive isolation during their short history of divergence. On the contrary, a narrow contact zone with limited introgression is expected if they reached the threshold of divergence above which reproductive isolation might have quickly accumulated.
The narrow mitochondrial and nuclear transitions suggest that A. o. pertinax and A. o. almogavarii form a classic tension zone in Catalonia. From the average cline estimates, assuming a dispersal rate of 1.5 km/generation is enough to get (fig. 2B), i.e. the values obtained in well-studied hybrid zones involving cryptic anuran species (e.g. H. arborea/orientalis, Dufresnes et al., 2015; Pelobates fuscus/vespertinus, Dufresnes et al., 2019a; Pelodytes ibericus/atlanticus) (CD and IMS, unpublished data). But it would take up to 3.5 km/generation to reach the strong inferred for deeper-diverged, eco-morphologically differentiated taxa (e.g. in Bombina variegata/bombina, Barton and Gale, 1993) (fig. 2B). Accounting for a generation time of seven years in Alytes (computed from the average age at sexual maturity and lifespan reported by Márquez, Esteban and Castanet, 1997), 1.5-3.5 km/generation thus corresponds to yearly movements of only 0.2-0.5 km.
Such (relatively short) distances seem realistic for Alytes in the Catalonian landscape. Midwife toads are adapted to xeric environments and accommodate to tiny water points (e.g. droughts), which are visited just a few days per year by the adult males, when they deposit the offspring. Movements up to 1.5 km have been observed in the related Alytes dickhilleni endemic to SE-Iberia (Bosch and González Miras, 2012), a region drier than the Catalonian inlands. Note that habitat fragmentation can significantly limit dispersal, even between nearby subpopulations: Tobler, Garner and Schmidt (2013) reported genetic differentiation between sites located <2 km apart in A. obstetricans from the heavily impacted Swiss plateau. Here however, a stream network runs along the center of the almogavarii/pertinax transition (providing breeding sites, e.g. loc. 14), a landscape element predicted to promote connectivity and persistence among amphibian populations (Grant et al., 2010).
These observations suggest that the limited introgression reflects partial reproductive isolation rather than limited opportunities for dispersal. This is further supported by the heterogeneity of cline widths among our diagnostic markers: the outliers featuring very steep clines (corresponding to strong selective values) could be linked to barrier loci, i.e. involved in hybrid incompatibilities. Theory predicts that most of the genome remains permeable to gene flow in the early stages of incipient speciation, but that post-zygotic isolation arises as barrier loci become recruited and limit introgression across entire genomic regions, due to linkage disequilibrium (Barton, 1983; Orr, 1995; Gourbiere and Mallet, 2009). Surveys across additional almogavarii/pertinax contacts would allow testing whether the same clines remain sharp in replicate transects, thus confirming a selective role. Comparative analyses of amphibian hybrid zones shall provide insights on the genomic architecture of introgression at different stages along the speciation continuum, especially to assess how barrier loci accumulate with genetic divergence.
Our results thus call for a taxonomic revision of Alytes obstetricans. We hereby consider the Catalonian Midwife Toad Alytes almogavarii Arntzen, García-París, 1995 as a distinct incipient species, which was previously considered as a subspecies of the Common Midwife Toad Alytes obstetricans (Laurenti, 1768). The biodiversity of the Spanish and French herpetofauna should thus be re-evaluated to account for this regional endemic, especially for conservation planning and red lists. In France, A. almogavarii appears restricted to the eastern Pyrenees (genetically confirmed in the departments of Aude and Pyrénées-Orientales, and perhaps extending to Ariège; Gonçalves et al., 2015; Maia-Carvalho et al., 2018), so it is extremely localized in the country.
Are Alytes obstetricans and A. almogavarii cryptic species? In the original description, Arntzen and García-París (1995) compared external characters and found high morphological similarity between all Iberian Alytes, with the exception of the early-diverged A. cisternasii and the habitat-specialist A. muletensis (see also Sanchiz, 1984). Based on skull osteology however, A. almogavarii shares some character states with species in subgenus Baleaphryne (including A. muletensis, A. maurus, and A. dickhilleni) rather than with the other A. obstetricans subspecies (Martínez-Solano et al., 2004). Furthermore, bioacoustic investigations suggested inter-population variation in breeding calls between Iberian taxa, including longer notes in A. almogavarii compared to A. obstetricans subspecies (Márquez and Bosch, 1995). To our knowledge, the tadpoles of the different subspecies have not been formally compared. We did observe lighter and more contrasted coloration in tadpoles of A. almogavarii than in those of A. o. pertinax during the fieldwork of this study (IMS & CD, pers. obs.), but this could simply relate to their micro-habitats (streams vs still waters), which are known to influence coloration in Alytes (Polo-Cavia et al., 2016). The new taxonomic status of A. almogavarii should hopefully motivate comparative assessments, especially to document whether the differing breeding calls may induce some pre-mating isolation with A. obstetricans, and thus contribute to the limited hybridization observed.
The tension zone between A. obstetricans and A. almogavarii sharply contrasts with the wide hybrid zone (>150 km) found for the parsley frogs Pelodytes punctatus punctatus/hespericus in Catalonia (Díaz-Rodríguez et al., 2017; CD and IMS, unpublished data), despite putatively similar divergences (∼2.5 My for Alytes; ∼2.8 My for Pelodytes). While massive introgression is the rule rather than the exception for Plio-Pleistocene anuran lineages (e.g. Dufresnes et al., 2019a), the opposite patterns between Alytes and Pelodytes emphasize that the outcomes of secondary contacts are hard to predict for pairs of taxa falling within the grey zone of speciation. First, admixture across hybrid zones depends on a myriad of extrinsic factors, and may thus drastically vary between replicate contacts (e.g. Croucher et al., 2007). For instance, asymmetric introgression across the genome may arise due to hybrid zone movement, a situation increasingly reported in the wild (e.g. van Riemsdijk et al., 2019). Here, some clines appear slightly shifted on the almogavarii side (supplementary fig. S2), but it could also be a methodological bias due to our ∼20 km sampling gap on the pertinax side of the contact (between loc. 14 and 15). Second, the random accumulation of genetic incompatibilities can lead to different levels of post-zygotic isolation between independent pairs of lineages, even if they share equivalent divergences (e.g. Arntzen et al., 2017). The latter could be directly assessed in Alytes by investigating the transition between A. almogavarii and A. o. obstetricans (the sister clade of A. o. pertinax), most likely extending along the French Pyrenees (Gonçalves et al., 2015). More generally, these aspects are crucial to consider when applying thresholds of speciation: here A. almogavarii falls below both the sequence and time thresholds set up by previous studies (see Introduction), which might explain why it was not previously considered a distinct species. Although thresholds are useful for species delimitation, especially for completely allopatric taxa (e.g. insular species), direct evidences from targeted studies of secondary contacts thus appear essential to make the best informed taxonomic revisions.
Alternatively, in this case, it is conceivable that the mitochondrial inferences (Gonçalves et al., 2015) misplaced A. almogavarii in the phylogeny and underestimated its evolutionary age. Relying on transformed-branch length estimates, Martínez-Solano et al. (2004) rather advocated for a Mio-Pliocene split for this clade. Moreover, some nuclear gene trees group A. almogavarii with the Baleaphryne subgenus (Gonçalves et al., 2007; but see Maia-Carvalho et al., 2014), a topology consistent with their osteological similarities (Martínez-Solano et al., 2004). Could A. almogavarii be much older than previously assumed, but lost its mtDNA during Plio-Pleistocene episodes of hybridization? Complete mitochondrial replacement appears to be common in Palearctic amphibians (e.g. Zieliński et al., 2013), eventually concealing speciation events (the super-cryptic species concept, Dufresnes et al., 2019b). Phylogenomics of the entire Alytes genus should hopefully clarify this situation and bring complementary insights on the evolutionary history of A. almogavarii. Finally, resolving the complex taxonomy of this group will benefit from genomic analyses targeting additional transitions among the polytypic A. obstetricans, and notably within the genetically-structured A. o. obstetricans (Maia-Carvalho et al., 2018).
Corresponding author; e-mail: Christophe.Dufresnes@hotmail.fr
Supplementary material
Supplementary material is available online at: https://doi.org/10.6084/m9.figshare.10075025
References
Arntzen, J.W., García-París, M. (1995): Morphological and allozyme studies of midwife toads (genus Alytes), including the description of two new taxa from Spain. Contrib. Zool. 65: 5-34.
Arntzen, J.W., de Vries, W., Canestrelli, D., Martínez-Solano, I. (2017): Hybrid zone formation and contrasting outcomes of secondary contact over transects in common toads. Mol. Ecol. 26: 5663-5675.
Avise, J. (2000): Phylogeography: the History and Formation of Species. Harvard University Press, Cambridge (MA).
Barton, N., Gale, K.S. (1993): Genetic analysis of hybrid zones. In: Hybrid Zones and the Evolutionary Process, p. 13-45. Harrison, R., Ed., Oxford University Press, New York.
Barton, N.H. (1983): Multilocus clines. Evolution 37: 454-471.
Bosch, J., González-Miras, E. (2012): Seguimiento de Alytes dickhilleni: informe final. In: Monografías SARE, 02. Asociación Herpetológica Española and Ministerio de Agricultura, Alimentación y Medio Ambiente, Madrid.
Brelsford, A., Dufresnes, C., Perrin, N. (2016): High-density sex-specific linkage maps of a European tree frog (Hyla arborea) identify the sex chromosome without information on offspring sex. Heredity 116: 177-181.
Catchen, J., Hohenlohe, P., Bassham, S., Amores, A., Cresko, W. (2013): Stacks: an analysis tool set for population genomics. Mol. Ecol. 22: 3124-3140.
Chenuil, A., Cahill, A.E., Délémontey, N., Du Salliant, E., Fanton, H. (2019): Problems and questions posed by cryptic species. A framework to guide future studies. In: From Assessing to Conserving Biodiversity. History, Philosophy and Theory of the Life Sciences, vol. 24, p. 77-106. Casetta, E., Marques da Silva, J., Vecchi, D., Eds, Springer, Cham.
Coyne, J.A., Orr, H.A. (2004): Speciation. Sinauer Associates Inc, Sunderland.
Croucher, P.J., Jones, R.R., Searle, J.B., Oxford, G.S. (2007): Contrasting patterns of hybridization in large house spiders (Tegenaria atrica group, Agelenidae). Evolution 61: 1622-1640.
De Queiroz, K. (2007): Species concepts and species delimitation. Syst. Biol. 56: 879-886.
Díaz-Rodríguez, J., Gonçalves, H., Sequeira, F., Sousa-Neves, T., Tejedo, M., Ferrand, N., Martínez-Solano, I. (2015): Molecular evidence for cryptic candidate species in Iberian Pelodytes (Anura, Pelodytidae). Mol. Phylogenet. Evol. 83: 224-241.
Díaz-Rodríguez, J., Gehara, M., Márquez, R., Vences, M., Gonçalves, H., Sequeira, F., Martínez-Solano, I., Tejedo, M. (2017): Integration of molecular, bioacoustical and morphological data reveals two new cryptic species of Pelodytes (Anura, Pelodytidae) from the Iberian Peninsula. Zootaxa 4243: 1-41.
Dufresnes, C., Brelsford, A., Crnobrnja-Isailović, J., Tzankov, N., Lymberakis, P., Perrin, N. (2015): Timeframe of speciation inferred from secondary contact zones in the European tree frog radiation (Hyla arborea group). BMC Evol. Biol. 15: 155.
Dufresnes, C., Strachinis, I., Suriadna, N., Mykytynets, G., Cogălniceanu, D., Székely, P., Vukov, T., Arntzen, J.W., Wielstra, B., Lymberakis, P., Geffen, E., Gafny, S., Kumlutaş, Y., Ilgaz, Ç., Candan, K., Mizsei, E., Szabolcs, M., Kolenda, K., Smirnov, N., Géniez, P., Lukanov, S., Crochet, P.-A., Dubey, S., Perrin, N., Litvinchuk, S.N., Denoël, M. (2019a): Phylogeography of a cryptic speciation continuum in Eurasian spadefoot toads (Pelobates). Mol. Ecol. 28: 3257-3270.
Dufresnes, C., Mazepa, G., Jablonski, D., Caliari Oliveira, R., Wenseleers, T., Shabanov, D.A., Auer, M., Ernst, R., Koch, C., Ramírez-Chaves, H.E., Mulder, K.P., Simonov, E., Tiutenko, A., Kryvokhyzha, D., Wennekes, P.L., Zinenko, O.I., Korshunov, O.V., Al-Johany, A.M., Peregontsev, E.A., Masroor, R., Betto-Colliard, C., Denoël, M., Borkin, L.J., Skorinov, D.V., Pasynkova, R.A., Mazanaeva, L.F., Rosanov, J.M., Dubey, S., Litvinchuk, S.N. (2019b): Fifteen shades of green: the evolution of Bufotes toads revisited. Mol. Phylogenet. Evol. 141: 106615.
Fouquet, A., Gilles, A., Vences, M., Marty, C., Blanc, M., Gemmell, N.J. (2007): Underestimation of species richness in Neotropical frogs revealed by mtDNA analyses. PLoS ONE 2: e1109.
García-París, M. (1995): Variabilidad genética y distribución geográfica de Alytes obstetricans almogavarii en España. Rev. Esp. Herp. 9: 133-138.
Gonçalves, H., Martínez-Solano, I., Ferrand, N., García-París, M. (2007): Conflicting phylogenetic signal of nuclear vs mitochondrial DNA markers in midwife toads (Anura, Discoglossidae, Alytes): deep coalescence or ancestral hybridization? Mol. Phylogenet. Evol. 44: 494-500.
Gonçalves, H., Maia-Carvalho, B., Sousa-Neves, T., García-París, M., Sequeira, F., Ferrand, N., Martínez-Solano, I. (2015): Multilocus phylogeography of the common midwife toad, Alytes obstetricans (Anura, Alytidae): contrasting patterns of lineage diversification and genetic structure in the Iberian refugium. Mol. Phylogenetic. Evol. 93: 363-379.
Gourbiere, S., Mallet, J. (2009): Are species real? The shape of the species boundary with exponential failure, reinforcement and the ‘missing snowball’. Evolution 64: 1-24.
Grant, E.H.C., Nichols, J.D., Lowe, W.H., Fagan, W.F. (2010): Use of multiple dispersal pathways facilitates amphibian persistence in stream networks. Proc. Natl Acad. Sci. USA 107: 6936-6940.
Heethoff, M. (2018): Cryptic species – conceptual or terminological chaos? A response to Struck et al. Trends Ecol. Evol. 33: 310.
Jombart, T. (2008): adegenet: a R package for the multivariate analysis of genetic markers. Bioinformatics 24: 1403-1405.
Lee, M.S.Y. (2004): The molecularisation of taxonomy. Invertebr. Syst. 18: 1-6.
Maia-Carvalho, B., Gonçalves, H., Ferrand, N., Martínez-Solano, I. (2014): Multilocus assessment of phylogenetic relationships in Alytes (Anura, Alytidae). Mol. Phylogenetic. Evol. 79: 270-278.
Maia-Carvalho, B., Gomes Vale, C., Sequeira, F., Ferrand, N., Martínez-Solano, I., Gonçalves, H. (2018): The roles of allopatric fragmentation and niche divergence in intraspecific lineage diversification in the common midwife toad (Alytes obstetricans). J. Biogeogr. 45: 2146-2158.
Malone, J.H., Fontenot, B.E. (2008): Patterns of reproductive isolation in toads. PLoS ONE 3: e3900.
Márquez, R., Bosch, J. (1995): Advertisement calls of the midwife toads Alytes (Amphibia, Anura, Discoglossidae) in continental Spain. J. Zool. Syst. Evol. Res. 33: 185-192.
Márquez, R., Esteban, M., Castanet, J. (1997): Sexual size dimorphism and age in the midwife toads Alytes obstetricans and A. cisternasii. J. Herpetol. 1: 52-59.
Martínez-Solano, I., Gonçalves, H.A., Arntzen, J.W., García-París, M. (2004): Phylogenetic relationships and biogeography of midwife toads (Discoglossidae: Alytes). J. Biogeogr. 31: 603-618.
Orr, H. (1995): The population genetics of speciation: the evolution of hybrid incompatibilities. Genetics 139: 1805-1813.
Padial, J.M., Miralles, A., de la Riva, I., Vences, M. (2010): The integrative future of taxonomy. Front. Zool. 7: 16.
Polo-Cavia, N., Oliveira, J.M., Redondo Villa, A.J., Márquez, R. (2016): Background colour matching in a wild population of Alytes obstetricans. Amphibia-Reptilia 37: 253-260.
Pritchard, J.K., Stephens, M., Donnelly, P. (2000): Inference of population structure using multilocus genotype data. Genetics 155: 945-959.
Roux, C., Fraïsse, C., Romiguier, J., Anciaux, Y., Galtier, N., Bierne, N. (2016): Shedding light on the grey zone of speciation along a continuum of genomic divergence. PLoS Biol. 14: e20000234.
Sanchiz, B. (1984): Analisis filogenético de la tribu Alytini (Anura, Discoglossidae) mediante el estudio de su morfoestructura ósea. In: Historia Biológica del Ferreret (Baleaphryne muletensis), p. 61-108. Hemmer, H., Alcover, J.A., Eds, Ed. Moll., Palma de Mallorca.
Singhal, S., Moritz, C. (2013): Reproductive isolation between phylogeographic lineages scales with divergence. Proc. R. Soc. B. 280: 20132246.
Struck, T.H., Feder, J.L., Bendiksby, M., Birkeland, S., Cerca, J., Gusarov, V.I., Kistenich, S., Larsson, K.H., Liow, L.H., Nowak, M.D., Stedje, B., Bachmann, L., Dimitrov, D. (2018): Finding evolutionary processes hidden in cryptic species. Trends Ecol. Evol. 33: 153-163.
Tobler, U., Garner, T.W.J., Schmidt, B.R. (2013): Genetic attributes of midwife toad (Alytes obstetricans) populations do not correlate with degree of species decline. Ecol. Evol. 3: 2806-2819.
van Riemsdijk, I., Butlin, R.K., Wielstra, B., Arntzen, J.W. (2019): Testing an hypothesis of hybrid zone movement for toads in France. Mol. Ecol. 28: 1070-1083.
Vieites, D.R., Wollenberg, K.C., Andreone, F., Köhler, J., Glaw, F., Vences, M. (2009): Vast underestimation of Madagascar’s biodiversity evidenced by an integrative amphibian inventory. Proc. Natl. Acad. Sci. USA 106: 8267-8272.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten