maandag 23 augustus 2021

Perikelen van de zeldzame Knoflookpad in het Ijsseldal

 

Herevaluatie van de zeldzame Knoflookpad in het Ijsseldal en Noordoost-Veluwe.






Op de oostelijke rivier en beekbegeleidende open zandstuifkoppen langs dynamische duingebieden waar onder invloed van getijden het stroomdal ideale leefomstandigheden bied voor de knoflookpad zijn de laatste decennia flink gaten geslagen in zijn verspreiding.Het gebied rondom de Reest en Ijsselvecht tot en met de stroomregio van de Ijssel zijn in midden Nederland de belangrijkste kerngebieden van de Knoflookpad in de Benelux. Een aantal kerngebieden in de omgeving Hattem,Veessen ,Tongeren/Epe en Welsum zijn extra bemonsterd de afgelopen jaren met t doel om oude populaties te herbevestigen .Tot grote verassing blijken er nog individuen voor te komen in nabijgelegen gebied ,en is er hoop ontstaan nadat er meerdere waarnemingen zijn geboekt . Knoflookpadden zijn zeer lastig te traceren ook als er stabiele dichtheden voorkomen
Met name de Ijsselvecht maar ook de Hattemse en Welsumse poelenregio zijn nog hoge potenties voor de soort te vinden .




De knoflookpad (Pelobates fuscus) is een middelgrote en een stevig gebouwde pad met een vrij gladde huid. Deze pad is de enige vertegenwoordiger van de familie Pelobatidae in Nederland. Kenmerkend voor Pelobates zijn de grote vertikaal spleetvormige pupillen, de helmvormige uitstulping op het midden van de kop (goed te zien vanaf de voorkant) en de lichtbruine, grote en scherpgerande metatarsusknobbel (graafknobbel). Verder heeft de soort opvallend grote zwemvliezen aan de achterpoten. De knoflookpad is aan de bovenzijde wit of lichtgelig tot rossig bruin met een onregelmatig patroon van donkerbruine vlekken. 





Leefwijze van de Knoflookpad .


De knoflookpad is overdag vrijwel niet waar te nemen vanwege zijn overwegend nocturnale leefwijze ,enkel in de voortplantingspiek van enkele weken word deze zeldzaam eens overdag aangetroffen onder ideale weersomstandigheden maar  zijn de dieren overwegend s'avonds na de schemer tot  s'nachts actief . Overdag graven ze zich in in vergraafbare zandige bodems in stuwwallen,rivieroevers en zandige akkers of moestuinen . 


De knoflookpad overwintert ook diep onder de grond, op ongeveer 1 m diepte. Bij 

geschikte temperatuur komen de derde week van maart de padden uit de grond te
 voorschijn en trekken naar het voortplantingswater. De roepactiviteit van de knoflookpad word bij lage temperaturen onderbroken ,ze roepen doorgaans in het begin van de avond en s'nachts maar tijdens de piek van de voortplanting kunnen ze vrijwel het gehele etmaal ook overdag te horen zijn .(Van Gelder & Hoedemakers 1971, Stumpel 1972).


Regelmatig is er sprake van een korte aaneengesloten periode van kooractiviteit,In 1969 vond men tijdens observaties zowel slechts drie weken van kooractiviteit terwijl in 1972 4 perioden van actief roepende dieren te onderscheiden,waarbij er ruim 3 maanden tussen de eerste en laatste kooractiviteit is geconstateerd  . Afgelopen veldseizoen in 2015 vonden we dieren op locatie West-Ijsseldal vanaf begin april tot einde Mei ,dat mag dan de voortplantingsactiviteit zijn,daarna werden er zeer weinig dieren waargenomen ,echter in Juli en Augustus werden enkele adulten gevonden zowel aan de oppervlakte als in straatkolken . 
In 2016 werden eveneens dieren gevonden vanaf 5 April tot 31 Mei waarvan het grootste waar te nemen koor weliswaar einde Mei is waargenomen met minstens 8 roepende dieren .Op nagenoeg dezelfde actieperiode werden in Gorssel(de Muyl) op dat moment vrijwel geen actieve dieren gevonden . Het tijdstip van bezoek lag in deze slechts een uur uitelkaar .

Verspreiding Knoflookpad .

De knoflookpad komt algemeen voor in de steppen en heuvelachtige gebieden van Midden- en Zuidoost-Europa. Met Oost-Nederland als westgrens loopt het verspreidingsgebied via Noord-Duitsland, Denemarken, Polen en de Baltische staten tot aan de Oeral. In Nederland komt de soort vooral voor op overgangen van de hogere zandgronden naar het rivierengebied, onder meer langs de IJssel (Cortenoever, Voorstonden, Sterrebos en Groot Soerel) en de Overijsselse Vecht (Ariën Koeland, Bentincksbosch en Rheezermaten). Ook overgangen van voedselarme heiden naar voedselrijke agrarisch gebied vormen een geschikt milieu, zoals in Drenthe en Noord-Brabant (Toterfout en Gastel). De knoflookpad is in ons land in de laatste halve eeuw sterk achteruitgegaan. Anno 2001 is de knoflookpad nog bekend van een veertigtal plekken in de provincies Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg.
De overwegend regionale veldbemonsteringen op de Noord en Oost-Veluwe die hier zijn uitgevoerd door Anura/Knnv in de afgelopen 15 a 20 jaar vonden plaats overwegend op oud bekende en vrijwel onbekende vindplaatsen waar in de afgelopen periode meldingen zijn gedaan . Op de Noord-Veluwe zijn in de Kleirijke overgangszones naar de droge zandruggen op de hogere stuwwallen op een aantal gebieden waarnemingen gedaan sinds de 70ér jaren . In het Ijsseldal van grofweg Hattem tot Voorst-Empe zijn een aantal gebieden relatief goed bijgehouden en heeft dit af en toe nog nieuwe locaties en activiteit opgeleverd .


Vergelijking Pelobates fuscus presentie 1910- 2012 met de periode 2000- 2014
Duidelijke afname van minstens 50 % op uurhokniveau, op kmhok niveau is terug groter en beter zichtbaar (bron; NDFF)
















In deze regio zijn de meeste waarnemingen gedaan door H. van Diepen (vml. Knnv) die dit deed voor de VAR-werkgroep. Via hem en zijn databank-notities zijn we als Anura groep verder gaan uitbreiden op de concentratie gebieden waar Knoflookpadden zijn gevonden .
Hiernaast hebben we enkele potente leefgebieden bemonsterd waar zich vroeger Kamsalamanders in vestigden en ook Knoflookpadden zouden voor kunnen komen . Al deze gebieden liggen langs de lijn Hattem-Wapenveld tot Wilp-Gietelo .
Op het direct aangelegen Landgoed de Poll waar voorheen een grote populatie knoflookpadden voorkwam zijn wij voornemens een intensieve herinventarisatie te doen om de knoflookpad en de kamsalamander alsmede te bevestigen en de populatie zo mogelijk in kaart te brengen .

Activiteit en ecologie Knoflookpad 

De piek van de voortplanting ligt omstreeks de 2e week van April dit is sterk weersafhankelijk en kan duren tot half Mei . De vrouwtjes zetten lange dikke eisnoeren af van 40 tot 70 cm,die 400 tot zo'n 1100 eieren kunnen bevatten . Eieren worden bij voorkeur afgezet in betrekkelijk voedselrijk water. Volwassen dieren verblijven kort in het water,waarbij ze zich vaak verschuilen in de diepere waterlagen . Vanaf halverwege Juli is het mogelijk om s'avonds pas gemetamorfoseerde knoflookpadjes te vinden,ze houden zich op in de directe omgeving van t voortplantingswater op open zandplekken . De larven worden fors minstens 6 tot 9 cm,soms tot ruim 18 a 22 cm lang. De metamorfose periode loopt van Juli tot Augustus .


Een absolute voorwaarde voor deze grotendeels ondergronds levende soort is de aanwezigheid van vegetatie en met daartussen open zandplekken, waarbij het zand een zodanige structuur moet hebben dat het goed vergraafbaar is. Dit kunnen rivierduinen en heidegebieden zijn, maar ook cultuurgebieden met vergraven bodems; zandige akkers zoals aspergevelden en aardappelpercelen voldoen hieraan. Knoflookpadden komen alleen voor in gebieden waarin een juiste combinatie van voortplantingswater en landhabitat aanwezig is; beide habitats moeten op korte afstand (< 100 m) van elkaar liggen.  



Inventarisatie gebieden actueel  

onderstaand zijn samples/opnamen met bekende waarnemingen ,uiteindelijk moet een volledig beeld ontstaan waar geisoleerde deelpopulaties zich bevinden .






Boven : de Overijsselse vennen op de zandgronden nabij Marienberg (Ov) zijn zeer geschikt voor de nog voorkomende knoflookpad ,in de regio zijn diverse uitzettingen gedaan rondom Ommen tot Hardenberg 


In 1995 en in 1999 heeft in een groot deel van het lisseldal in de provincies Gelderland en Overijssel onderzoek plaatsgevonden naar het voorkomen van voortplantingswateren van de Knoflookpad Pelobales fuscus. Van deze in Nederland ernstig bedreigde soort werd in Noord-Brabant en Limburg, een achteruitgang van het aantal voortplantingswateren geconstateerd. De achteruitgang van de soort in de genoemde provincies bedraagt respectievelijk 73 en 67%. Omdat het lJsseldal van oudsher bekendheid geniet als één van de zwaartepunten van de verspreiding van de Knoflookpad in Nederland, was een actueel overzicht van de status van de soort in het lisseldal gewenst. Het onderzoek vond plaats aan de hand van zowel literatuur- als veldonderzoek. Uit de literatuur werden 21 historische vindplaatsen van de soort bekend. Deze werden in 1995 samen niet circa 300 geselecteerde wateren onderzocht op hun kwaliteit als voortplantingswater voor amfibieën met bijzondere aandacht voor de Knoflookpad. Uiteindelijk zijn 335 wateren, verdeeld over 154 km-hokken, bij het onderzoek betrokken. In 245 wateren (73%) werden één of meer amfibiesoorten waargenomen. In totaal komen er 10 amfibiesoorten voor, die op grond van het aantal vindplaatsen onder te verdelen zijn in 4 algemene en onbedreigde soorten (Bruine kikker, Gewone pad, Kleine watersalamander en Middelste groene kikker) en 6 minder algemene en bedreigde tot ernstig bedreigde soorten (Kamsalamander, Knoflookpad, Meerkikker, Poelkikker, Rugstreeppad en 1-leikikker). Het aantal soorten per water varieerde van één tot maximaal zeven. In 58 wateren (17%) bedroeg het aantal soorten meer dan 4. Tijdens liet veldonderzoek werden 9 nieuwe vindplaatsen van de Knoflookpad gelokaliseerd. Van de 21 historische vindplaatsen kon liet voorkomen van de soort echter nog slechts op 3 lokaties worden bevestigd. 
Met de nieuw ontdekte lokaties meegerekend is er sprake van een afname van liet aantal vindplaatsen van 30 naar 12. Uit de resultaten van het (veld- en literatuur)onderzoek moet worden geconcludeerd dat de achteruitgang van het aantal leefgebieden van de Knoflookpad, zoals deze al in Limburg en in Noord-Brabant werd geconstateerd, ook in liet lJsseldal heeft plaatsgevonden en dat de soort ook hier ernstig in zijn voortbestaan wordt bedreigd. De achteruitgang op krn-hok basis lijkt de meest realistische benadering. Deze bedraagt 82% (de nieuwe km-hokken uit 1995 niet meegerekend) tot 57% (alle kmhokken tot en met 1995).  

Maatregelen tot behoud en uitbreiding van leefgebieden van de Knoflookpad in het Ijsseldal zijn alleen zinvol als ze resulteren in liet ontstaan van zowel goed water- als landbiotoop, op korte afstand van elkaar. Dit wordt in dit rapport liet basisbiotoop genoemd. In liet rapport wordt de ontwikkeling van een ecologische structuur voorgesteld, die moet leiden tot behoud en uitbreiding van leefgebieden van de Knoflookpad. De ecologische structuur is opgebouwd uit kerngebieden, potentiële kerngebieden en verbindingszones. in totaal zijn hiervoor in liet Ijsseldal 9 kerngebieden, 4 potentiële kerngebieden en 3 verbindingszones geselecteerd. Per kerngebied en potentieel kerngebied wordt de gewenste ecologische structuur in dit rapport nader toegelicht en worden lokale knelpunten geanalyseerd. Voor de realisatie van de ecologische structuur wordt aanleg/herstel van 6 tot 20 basisbiotopen in de kerngebieden en om de 300 meter in verbindingszones voorgesteld


Ijsseldal huidige leefregio Knoflookpad

In de uiterwaarden is het agrarisch gebruik veelal minder intensief dan in de broekgebieden en is doorgaans meer ruimte voor ruige natuur. De overgang van rivierklei naar de (hogere) zandgronden is meestal duidelijk in het landschap herkenbaar omdat dit vaak gepaard gaat met de aanwezigheid van bos. Alhoewel in het gebied een scala van watertypen aangetroffen kan worden, zijn een aantal types duidelijk meer algemeen. In de uiterwaarden zijn dit strangen, kolken, kleiputten en sloten. In de broekgebieden vormen sloten het meest voorkomende watertype, met hier en daar een binnendijkse poel of een oude kolk. 
Westzijde IJssel 
Karakteristiek voor het dekzandlandschap aan de westzijde van de IJssel is de afwisseling tussen landgoederen, boscomplexen, akkers, graslanden en een kleinschalig ingericht cultuurlandschap. Dit landschapstype wordt vooral aangetroffen in het gebied tussen Dieren, Apeldoorn, Twello en Brummen. De bodem bestaat hier voornamelijk uit enkeerdgronden, doorsneden door beekafzettingen (beekeerdgronden). De wateren die hier aangetroffen worden zijn met name poelen, parkachtige grachten en vijverpartijen. Aan de randen van de dekzandgebieden worden ook wel kolken (richting rivierklei-zone) en vennen (richting Veluwe) aangetroffen. Ten noorden van Twello worden vooral broekgebieden aangetroffen. Door de geringere kans op het voorkomen van de Knoflookpad is hier minder intensief gezocht.
 Oostzijde IJssel
 In het zuidoostelijk deel van het onderzoeksgebied (rond Doesburg) worden keileemgronden aangetroffen. Tussen Zutphen en Olst is het kleinschalig landschap reliëfrijk met afwisselend landgoederen en boscomplexen. 1-let gebied is vergelijkbaar met de regio Twello-Brummen (zie westzijde IJssel). Tussen Olst en Zwolle is het landschap sterker beïnvloed door de intensivering van de landbouw. 


Knoflookpadden monitoren,tellen of uberhaupt in het veld tegenkomen is slechts voor weinigen weggelegd, de marge van belangstellenden is er wel maar als er achter word gekomen hoe energieslurpend een enkele veldinventarisatie kan zijn zonder enig resultaat haken menige vrijwilligers snel af , de Knoflookpad is de minst bekende soort amfibie als we kijken naar de zichtbaarheid en de mate waarin de soort te vinden in en of bekendheid bij publiek en media.
Meer artikelen in de regionale kranten,radio en dagblad etc maar ook bij locale omroep en schoolinstellingen en groene organisaties kan dat sterk verbeteren zodat er dan wellicht nog onbekende populaties kunnen worden ontdekt en worden veiliggesteld.

Knoflookpadden in de Overijsselse Vecht nabij Zwolle/Dalfsen, met flink doorzetten ,urenlange avond en nachtelijke strooptochten langs weggetjes,wallen en oevers kunnen we geluk hebben  in de juiste perioden om individuen te vinden. (foto; c Marc Abuys,2020) 

De Knoflookpad komt in ons land, voor zover bekend, nog voor in de provincies NoordBrabant, Limburg, Gelderland, Overijssel en Drenthe. Omdat de aanwezigheid van goed graafbare zandige bodems een absolute levensvoorwaarde is, wordt de Knoflookpad alleen aangetroffen op de pleistocene zandgronden in het zuiden en oosten van ons land . Hier lijkt de soort beperkt tot de overgangen van beek- of rivierdalen naar hogere zandgronden (Pelt & Van Bree, 1965; Bergmans & Zuiderwijk 1986). De Knoflookpad is in Nederland nooit een algemene verschijning geweest. Landelijk gezien is het een weinig algemeen voorkomende soort. Door bedreigingen die met name de voortplantingsplaatsen treffen wordt de soort landelijk als bedreigd beschouwd.                 
Van de Munckhof & Bosman (1992) noemen de soort voor Limburg en omliggende provincies ernstig bedreigd. In Noord-Brabant is de soort zeer ernstig bedreigd (Crombaghs et al., 1993). De resterende populaties van de Knoflookpad zijn erg klein en de voortplanting in alle leefgebieden is beperkt tot één voortplantingswater. Hierdoor is de kans op lokaal uitsterven groot. Door de sterke ecologische isolatie van de leefgebieden in Noord-Brabant moet herbevolking na uitsterven als vrijwel uitgesloten worden beschouwd.
De achteruitgang van de soort op km-hok basis lijkt de meest realistische benadering. Deze wordt geschat op 57% tot 82% en ligt in dezelfde orde van grootte als de achteruitgang van de Knoflookpad in de provincie Noord-Brabant (Crombaghs et al., 1993) en in de Midden-Limburgse kerngebieden Lenders, 1993). 5.8 Oorzaken van achteruitgang Voor de sterke afname van de Knoflookpad in het lJsseldal zijn een aantal oorzaken aan te geven. Van de 13 voormalige voortplantingsplaatsen waarvan de ligging exact bekend was kon in 11 gevallen de meest waarschijnlijke oorzaak voor het verdwijnen worden aangegeven . Van de  overige voormalige vindplaatsen is de oorzaak van het verdwijnen niet te achterhalen, aangezien de exacte voortplantingsplaats niet bekend is. Uitgezonderd de waarneming van Meermuiden (nr. 18, tabel 4) zijn de laatstgenoemde allemaal oude waarnemingen, zoals de in Bergmans & Zuiderwijk (1986) vermelde waarneming uit het Epse (1945) en uit het dorp Brummen (1920). Ook de oude waarneming uit Steenderen (Heimans, 1898) is later nooit meer bevestigd. Hetzelfde geldt voor het landgoed "De Haere" (nr. 23, tabel 4), waar alleen botresten van de Knoflookpad in braakballen werden gevonden. De belangrijkste geconstateerde bedreigingen van de voortplantingswateren zijn introductie van vis of kolonisatie door vis als gevolg van ingrepen in de directe omgeving van het voortplantingswater, demping van het voortplantingswater of verlies ervan als gevolg van het uitblijven van beheer en (in mindere mate) verzuring.


Verkeerd uitgevoerd beheer blijkt nogal eens de oorzaak voor het wegvagen van populaties. In sterk verlande situaties kan de soort verdwijnen wanneer er wordt geschoond tot op de minerale bodem. In geschoonde vennen treedt een versnelde verzuring op of kan de knoflookpad zich niet meer succesvol voortplanten door de relatieve verarming in de pionierfase. Wanneer de bodem te veel wordt uitgediept, bevordert het schonen ook de vestiging van vissen.

Recente ontwikkeling

Nog steeds verdwijnen er vrijwel jaarlijks vindplaatsen van de knoflookpad. De trend in verspreiding blijft negatief. De trend wat betreft aantallen binnen de amfibieënmonitoring (1997-2007) is onzeker en daarom is er geen grafiek van de monitoringresultaten opgenomen. De soort wordt maar op circa tien plaatsen gevolgd, waardoor nu nog geen betrouwbare trend kan worden opgemerkt.

Recent zijn er meerdere populaties verdwenen of in de gevarenzone beland. Zo stierf de knoflookpad onlangs uit in het Rauwven als gevolg van de hoge aantallen uitheemse Amerikaanse zonnebaarzen (Bosman 2005). In de Meinweg komt de soort nog maar in zeer klein aantal voor en staat de soort op de rand van uitsterven (Lenders 2005b, Van Hoof et al. 2005). Ondanks lokale successen blijft de toestand van de knoflookpad zeer zorgwekkend.





Bronnen; 
R.C.M Creerners &  B.H.J.M. Crombaghs De Knoflookpad in het IJsseldal Een onderzoek naar het voorkomen van leefgebieden van de Knoflookpad in het Iisseldal en de ontwikkeling van een beschermingsplan voor behoud, herstel en uitbreiding van leefgebieden
https://research.wur.nl/en/publications/help-de-knoflookpad 
A.J.W. Lenders Het voorkomen van de Knoflookpad (Pelobates fuscus (Laurenti)) in relatie met de zuurgraad van het voortplantingswater
https://www.vriezeserfgoed.nl/nieuws/210/werkgroep-op-zoek-naar-knoflookpad.htm
https://www.nederlandsesoorten.nl/linnaeus_ng/app/views/species/nsr_taxon.php?id=139983&cat=160