vrijdag 23 oktober 2015

Amfibieen: Activiteit in het najaar, status zeldzame soorten .



 Amfibieen : Activiteit in het najaar, status zeldzame soorten






Amfibieen zoals kikkers ,padden en salamanders hebben de voortplantings-hoogtij dagen reeds maanden achter zich liggen . De meeste soorten begonnen al eind Februari -begin Maart tot April , de opvolgende soorten in April-Mei en de voorzomergroep ( Rugstreeppad,Boomkikker ,etc) werden pas in Mei actief om in Juni en Juli hun gekwaak luid te laten horen .
Door de klimaatveranderende omstandigheden zijn er echter nogal wat verschuivingen waar te nemen, soms waren Bruine kikkers de pioniers en aftrap van de Lente ,al in Februari al in de paartijd en zien we zowel bij de Bruine kikker,gewone pad als kleine watersalamander ook een tweede voortplanting in de nazomer met enige regelmaat .
Zo ken ik een grote bosvijver hier in de buurt op de Noord-Veluwe waar het zo ongeveer t hele jaar door sterft van duizenden larven van vooral kleine watersalamander maar ook Bruine kikker is er sterk vertegenwoordigd.
Na een aantal jaren te hebben gemonitord in diverse gebieden en vele tientallen poelen,slootjes,vijvers en vennen kunnen we langzaam de balans opmaken dat het niet eens slecht ging met de meer algemene soorten . Kwetsbare of zeldzame aandachtssoorten zoals de Kamsalamander (T.cristatus ) en de Knoflookpad (P. fuscus) zijn regionaal of zeer locaal aanwezig en zijn afhankelijk van maatwerk en zeer specifiek toegepast beheer en beschermingsmaatregelen . Grootste euvel bij deze soorten blijven fragmentatie van geschikt leefgebied,ernstige verstoring door exoten (vissen) en of veranderingen aan het landschap al dan niet beheersafhankelijk . 
De knoflookpad (Pelobates fuscus) is in de regio zo zeldzaam geworden, ecologische toetsingen waren niet werden uitgevoerd zodat we deze soort in de huidige omstandigheden zeer intensief zouden moeten onderzoeken om status en verborgen populaties zichtbaar te kunnen krijgen .
Hiervoor is veel mankracht en vele honderden velduren  nodig ,in de tijd dat deze soort slechts bovengronds waarneembaar is ,zodat dit een zeer intensieve en grootschalige operatie zou worden .


Activities of frogs,toads and salamanders-newts : status of rare species .


Amphibians : frogs, toads and salamanders-newts have seen  reproductive periods already months behind them. Most species began in late February-early March to April, the subsequent types in April-May and the presummer Group (Natterjack Toad, tree frog, etc) were active until May with their loud croaking in June and July.
By climatic change conditions, however, there are quite a few shifts, sometimes brown frogs were the pioneers and kick off the spring, as early as February all in the mating season and we see both the common frog, common toad and smooth Newt also a second reproduction in late summer with some frequency.
Regionally I know a big forestpond  nearby on the North Veluwe where it´s just about all year round t dies of thousands of larvae of especially smooth Newt but also brown frogs are strongly represented.
After a number of years to have monitored in various areas and many dozens of pools, ditches, ponds and fens we can slowly take stock that it not even went bad with more common species. Vulnerable or rare attention species such as the great crested Newt (t. cristatus) and the common Spadefoot are only regionally present.  The local populations are dependent on small-scale terrain-management  and specific applied  protection measures. Biggest problem at these types of fragmentation of suitable habitat remain, serious disturbances by alien species (fish) or domestic cats and 
changes in landscape management  depending on  terraintechniques whether or not. 







The common Spadefoot (Pelobates fuscus) in the region has become very rare, where environmental reviews were promised but not carried (!) out . Under the circumstances we are required to carry out more research after  this species in the near present  to make presence visible, it´s status and  hidden populations. Last decades in the Gelders part of Ijsselvalley and North Veluwe region rural landscaping has changed a lot of its former suitable habitat .  Former large floodplain forest had dissapeared in the 70´ties  and valley grasslands with sanddunes in the riparian zone are damaged or eutroficated while  it´s open modest growth changed left  less room for toads to burrow next to great loss of  foraging grounds .  

This requires local ecological workshops for contractors and spatial employees . Lots of manpower and many hundreds of hours field, in the annual time that this species surfaces above groundlevel , so this will become  a very intensive and large-scale operation .
In the region this will probably the last stronghold for the species in the last seen 7 small populations.
Research had been carried out by small groups of the Knnv (field biology association) of the Veluwe, and Ravon and registered individuals and small populations at Hattem,Welsum and Wapenveld of the most Eastern region on the North Veluwe in 1980 till 2013 , next to small presence in the  peatland remains of Tongeren on the North-Veluwe reserve in  1990. (Natuurbalans,2000,Knnv 2002,2010,2014) 




Boven: velduitrusting,naast veldkleding is prio tijdens inventarisaties ,schepnet en steel ,verzameltas ,samplebak ,camera´s ,poncho en monsterzakken voor dode exemplaren en dergelijke .














Op veldtrip in de Oost-Pyreneeen,(Pyrenees-Oriental) nabij Latour d. France, zijn zeer interessante en endemische amfibieensoorten geobserveerd 

 Deze Schijftongkikker (Discoglossus pictus auritus spp.) gezien in Aragon is een endeem in de Pyrenese regio en komt slechts nog voor nabij Marseille,Provence en enkele Eilandjes in de Golf. (foto Lex Plasmans

Najaarsactiviteit op de Veluwe van enkele soorten amfibieen .

In de zomer waar er droge en zeer hete perioden werden gemeten met een van de warmste Juli en Augustusmaanden in de afgelopen 300 jaar waren er uiteraard niet veel amfibieen actief, de droogte viel mee in vergelijking met 2012 en 2013 waar er  sneller poelen,veentjes en vennen in korte tijd verdroogden waardoor veel vochtige omgeving afhankelijke soorten en hun larven snel in de knel kwamen te zitten .
Toch hebben we enkele reddingsmaatregelen genomen met haast verdroogde poeltjes met kikkervisjes en eiklompen die dreigden te verdrogen over te plaatsen naar nabij geleden poelen of gedeelte in dezelfde wateroppervlakten waar voldoende water stond .
Nadat de meeste bruine,groene en heikikkers zijn gemetamorfoseerd komen we zeer schaars enkele adulte  rugstreeppadden tegen en vinden we hier en daar diverse kleinschalige afzet van deze soort .Ook enkele dode exemplaren zijn gevonden op bijv. de boerweg-Molenweg in Tongeren .

Opvallend waren de vele Heikikkers op enkele locaties in de Renderklippen,Heerde en op Tongeren,Tongerensche heide West waar we in de afgelopen jaren geen dergelijke aantallen vonden . Ook de dode dieren ontdekt geinfecteerd met t Ranavirus * en ingeleverd in 2013 bij de DHWC .is vrijwel niets meer van vernomen en lijkt de situatie hersteld . Toch komt er een aquatisch onderzoek door de UU. waar we nog wellicht aan kunnen bijdragen .
Van de bekende poelkikker gebieden waren er zeer weinig gevonden dit jaar en vraag ik me af hoe dat kon , de Bastaard groene kikker is juist wel voor t eerst in de telperioden meer en meer gevonden op de Locatie Waterwingebied op de Haere, waar er nimmer vele tientallen te zien waren in de gemonitorde periode . De afstand die zij overbruggen is aanzienlijk en in de nabij gelegen agrarische randen en beken komen ook Middelste groene kikkers onder meer voor .

Tegelijkertijd dat er minder Kamsalamanders gezien zijn op de monsterlocaties, wel enkele nieuwe waarnemingen in Hattem en omgeving van Tongeren en mogelijk Nunspeet ,is de geintroduceerde Italiaanse Kamsalamander ( T. carnifex)  misschien de oorzaak van de teruglopende aantallen Noordelijke Kamsalamanders,dit omdat de Italiaanse soort een concurrentiepositie inneemt op zijn Noordelijke geslachtsgenoot .

Europese introducties en overige exoten in Amfibieenland 

Een korte introductie van wat er toe nu toe is geconstateerd en geobserveerd in de regio en daarbuiten laat zien dat er regionaal niet veel exotische amfibieen zich handhaven op de Noord en Midden Veluwe .
Enkele soorten die reeds bekend zijn zoals de Italiaanse Kamsalamander, Amerikaanse Brulkikker en Rana Perezi zijn niet of nauwelijks waargenomen behalve de eerste .
In t Zuiden van Nederland,in Drenthe en de Oostranden van de Achterhoek,Nijmegen en Zuid-Limburg echter zijn er meer soorten die act de presence gaven . 
Totale aantallen en zelfs van  de aanwezige soorten is vaak geen aantallen te noemen, het betreffen veelal incidentele waarnemingen en soms bij grotere uitzettingen en of gehandhaafde populaties die wel in t oog sprongen is meer informatie en eventuele impactanalyse voorhanden . Meestal kunnen kleinschalige uitzettingen van bijvoorbeeld Vroedmeesterpadden of Boomkikkers die her en der versleept werden geen kwaad maar kunnen de grotere Groene kikker,Meerkikker en vooral de Zuidoostelijke Balkan-Meerkikker en Spaanse Bruine kikker en de eveneens forse Springkikker wel op bepaalde terreinen een probleem vormen voor overige inheemse soorten .
In Noord-Limburg en delen van Noord-Brabant is de Spaanse ribbensalamander waargenomen , deze zeer groot wordende amfibische landsalamander kan wellicht een fors probleem veroorzaken mocht deze zich locaal kunnen handhaven .Zijn vraatzucht en formaat alleen al zorgen ervoor dat hij in de directe omgeving weinig van zijn soortgenoten met rust zal laten .
Anderszijds zijn uitzettingen van goudvissen,windes en zonnebaarzen er de reden van dat inheemse amfibieen in poelen,vennen en of vijvers in grote problemen kunnen raken . Onder meer is bij een zeer belangrijke populatie van de Kamsalamander, een groep Zonnebaarzen geconstateerd, in een ander vennencomplex nabij Nunspeet is winde gevonden en mogelijk andere baarsachtigen waar normaal slechts poelkikkers en rugstreeppadden gebruik van maken komen vennen in t bos onder druk door dergelijke visvraat . Schildpadden meestal Sierschildpadden uit prive-collecties nota bene zijn gevonden in een zeer belangrijke voortplantings-poel van de Knoflookpad oostelijk van Zwolle .

De springkikker (rana dalmatina ) eveneens een Europees beschermde soort die normaal beneden de lijn Ardennen-Rhein Taunus voorkomt en verder langs Aken-Bonn al zeer dicht de Nederlandse grens genaderd is momenteel aan een opmars bezig in west-Drenthe nabij Vledder en Eese .Al meer dan 10 jaar word deze populatie geteld en omvat deze reeds enkele duizend individuen en is verspreid over zo´n 450 tot 500 hectare . ( Reptielen en Amfibieen van Drenthe ,2010,E.v Ugchelen) .

Handleiding Amfibieen Benelux 2015 


In een compleet nieuwe handleiding van Amfibieen voor beheerders en natuurmanager-terreineigenaren en buitenlui wat onlangs samengesteld is door Lex Plasmans en mij (M. Abuys ) in t kader van zijn vml afstuderen van een toegepaste bos- en natuuropleiding hebben we hier flink aandacht aan gegeven.

In een compleet overzicht zijn de Nederlandse,Belgische en Luxemburgse amfibieensoorten allen toegelicht ,beschreven, hun status geanalyseerd en zijn ecologische randvoorwaarden benoemd en de laatst bekende status van hun regionale en landelijke populatietrend . Van inheems beschreven soorten komen we aan exact 20 soorten, nog 4 regelmatig geziene uitheemse soorten, 4 schaars voorkomende uitheemse soorten en nog enkele eerder gemeldde geintroduceerde soorten amfibieen . Al met al zijn ruim 30 soorten amfibieen in de Benelux regio onder de aandacht met veel ruimte voor populatiespreiding ,beheers- en beschermingsproblematiek . 
In het ruim 100 pagina tellende werk, zullen nog enkele tientallen pagina´s toegevoegd worden en determinatie tabellen en verspreidingskaarten naast uitgebreide informatie over biometrie,leefwijze en worden de larven,eiafzet waar mogelijk met afbeeldingen geillustreerd . 

Veel aandacht is genomen voor de aandachtssoorten zoals Rugstreeppad,Kamsalamander , de Knoflookpad in het bijzonder en is zijn een aantal meerdaagse veldexpedities gedaan in de Zuid-Ardennen,Ijsseldal ,Noord-Frankrijk onder meer om de bijzondere Groengestipte kikker (Pelodytes punctatus) te kunnen observeren op zijn noordoostelijkste verspreidingsareaal .



*tekst/foto´s & uitvoering : Lex Plasmans,Bart van der Meij, Richard Abuys en Sjoerd v. Bemmel .
** veldmedewerkers: Lex Plasmans,Sjoerd v. Bemmel, Bart vd Meij,Richard Abuys, Tycho Muijen,Monique Elberts en Henk Geertjes .

bronnen :
Atlas of Amphibians and Reptiles in Europe , publications scientific du musuem.
Natuurbalans, de Knoflookpad,nieuwsbrief de knoflookpad ,
Amfibieen en Reptielen van Nederland,Belgie en Luxemburg,Max Sparreboom ,1981
Alterra publicatie rapport : Adders onder het gras, F. Ottburg,A.Stumpel e.a.
Reptielen en amfibieengids : A. Stumpel en H. Strijbosch ,2003 .
Society Herpetologique Francaise , SHF ,diverse nieuwsbrieven Circulaire ,2011,2012 en 2014
Herpetofauna NRW ,reptilien und amphibien in Nordrhein-Westfalen .

woensdag 21 oktober 2015

Amfibieen voorkomend in de Ardennen-Champagne regio (1)


Amfibieen voorkomend in de Ardennen-Champagne regio (1) .


De Ardennen beginnen grofweg zo'n 40 km onder Maastricht reeds waar de Maas langzaam verdwijnt in de ophogende groene vallei van de Maas-Samber regio .
 De Belgisch-Franse Ardennen bestaan uit  een geologisch massief , wat door tektonische opheffing  omhoog gekomen gebied waar gesteenten  uit het diepere sokkel van West-Europa dagzomen (aan het oppervlak komen). De kern van dit massief bestaat uit  Paleozoïsche gesteentelagen (het Paleozoïcum is een geologisch tijdvak van 542 tot 251 Ma geleden). Deze gesteenten zijn gedeformeerd tijdens de Hercynische gebergtevorming  (390 tot 300 Ma), als gevolg daarvan worden ze doorsneden door een uitgebreid stelsel van breuken en plooien .
 Tijdens de Alpiene orogenese  (30 Ma tot heden) is het huidige laaggebergte ontstaan. Daarbij houden tektonische opheffing en erosie elkaar ongeveer in evenwicht. Het gebied wordt gekenmerkt door diep ingesleten rivierdalen , terwijl het reliëf  buiten deze dalen vrij vlak blijft. Ook tegenwoordig nog vindt tektonische opheffing plaats: de Ardennen bewegen bijvoorbeeld ten opzichte van  Antwerpen  met een centimeter per jaar omhoog .

The Ardennes start roughly about 40 km under Maastricht already where the Meuse fade in the reliefrich Green Valley of the river Meuse-Sambre region.
The Belgian-French Ardennes consist of a geological massif, Cenozoic come up area where rocks crop out from the deeper base of Western Europe (to the surface). The core of this massif consists of Paleozoic rock strata (the Paleozoic is a geological epoch of 542 to 251 Ma ago). These rocks are deformed during the hercynian orogeny (390 and 300 Ma), as a result, they are bisected by an extensive system of fractures and folds.

During the Alpine orogeny (30 Ma to present) is the current low mountain range. In so doing, tectonic uplift and erosion each other approximately in balance. The area is characterized by deeply ingrained river valleys, while the relief outside this fall remains relatively flat. Also nowadays still tectonic uplift place: the Ardennes move for example compared to Antwerp with a centimeter per year up .
De Ardennen zijn vrijwel overal hoger gelegen dan 350 m boven de zeespiegel de hoogste heuvels halen de 700 m . het is geen laaggebergte maar heeft wel die indruk door diep ingesneden  tot wel 150 m diepe beken en kloven .
Het gebied werd onder invloed van de Alpiene orogenese (Tertiair) uiterst langzaam opgeheven in verschillende fasen,hierdoor kregen rivieren nieuwe energie en konden de diverse plateaus erg diep uitsnijden, dit proces gebeurt nog .







De soortenrijkdom in de Ardennen  in de centrale, oostelijke en zuidelijke delen is bijzonder te noemen . Door de biogeografische ligging, de reliefrijke en zeer afwisselende overwegend vochtige biotooptypen zijn de Ardennen over het algemeen een primair habitat voor amfibieën .
De vele valleien ,hoogveenarealen,bekenbronbossen,heischrale kalk - en natte graslanden met duizenden poelen en veentjes vormen het leefgebied van in totaal 20 autochtone soorten amfibieen . Hiervan maken we onderscheid tussen de categorieën en presentieklassen waarin de soorten aanwezig zijn . Met enkele gevestigde introducties van soorten uit Oostelijk en of Zuidelijk Europa is de teller ergens rond de 24 a 25 soorten stil komen te liggen . Enkele prominente hiervan besteden we ook aandacht aan .

Species richness in the Ardennes in the Central, Eastern and southern parts is extraordinary. By the bio-geographical location, the reliefrich and highly varied mostly damp biotope types the Ardennes generally are a primary habitat for amphibians.
The many valleys, high Moor areas, streams and forests, species-rich limestone source-wet grasslands with thousands of pools and bogs are the Habitat of a total of 20 native species of amphibians. We make this distinction between the categories and attendance classes in which the types are present. With some established introductions of species from Eastern and Southern Europe or the counter is somewhere around 24 a 25 species come to a standstill. Some prominent of this we also pay attention to.

De bruine kikkers ,pioniers van het vasteland



Onder de bruine kikkers van het West-Europese vasteland verstaan we de Bruine kikvors (Rana temporaria) ,de Heikikker ( Rana arvalis ) die beide in de gehele Benelux vrij algemeen tot kwetsbaar voorkomen . De derde soort is de opvallende Springkikker (Rana dalmatina) een submediterrane soort die van oorsprong meer in de Zuid-Duitse, Franse, Noord/Italiaanse en Zwitserse kalkgraslanden en vochtige loofbossen voorkomt .

Under the brown frogs of the Western European mainland we mean the brown frog (Rana temporaria), the Moor frog (Rana arvalis) both in the whole Benelux fairly common to vulnerable. The third kind is the striking Agile frog (Rana dalmatina) a sub-Mediterranean species of origins more in the North/South-German, French, Italian and Swiss chalk grasslands and moist deciduous forests. Agile frogs making up the Northwestern distributional area in the Southeastern Ardennes which they inhabit  forest edges, moist grasslands and Brook Bank accompanying area.


De algemeen tot zeer algemeen voorkomende bruine kikvors ,is de meest voorkomende van dit drietal in het beschreven gebied . Deze soort koloniseert vrijwel alle kleinschalige stilstaande wateren ,poelen,vennen en kleine tot brede beken,slootsystemen en particuliere vijvers in landgoederen en tuinen . Ze kan in kleinschalige landschappen met vochtige bodem en of kwelwatergebieden enorm veel voorkomen ,daarmee vaak in combinatie met de kleine watersalamander, groene kikkercomplex en de gewone pad . 
De vrij grote bruine kikker kan zeer variabel van kleur en tekening zijn zodat in samenvoorkomende populaties met bijv. de Heikikker er regelmatig problemen optreden met herkenning . De Heikikker heeft een vergelijkbare tred en activiteit maar onderscheid zich door de afwijkende roep,snuitsectie en zeer kenmerkend de typische gestreepte rugzijde met grote dorsale lijsten . Als dit ook weer afwijkt kan het kijken naar de metatarsulknobbel oplossing bieden of het doen van de *strekproef .
De *strekproef geschied door (voorzichtig !) de achterpoten te strekken achterwaarts en een been naar voren te brengen langs het lichaam , de heikikker zal een lengte van het hielgewricht laten zien die verder reikt dan het snuituiteinde ,de benen van de bruine kikker  zijn korter en komt duidelijk voor de snuitpunt ten einde net voor de oogrand . Bij zeer drukke kikkers is dit nauwelijks of niet  uit te voeren, dan aub niet meer proberen en de kikker zijn energiehuishouding en stress (cortison) niveau niet uit te putten en het dier in vrijheid laten .
De bruine kikker (R. temporaria) is een zgn Ijstijdrelict een soort die tot in de Arctische gebieden voorkomt en als enige West/Palearctische kikker ook tot boven de poolcircel zijn areaal bestrijkt . De bruine kikker kan dan ook zeer koude en barre winters en poolnachten overleven en laat dit vaak zien door als eerste na de winter de poelen en vijvers te bevolken en zijn geluid te laten horen terwijl het ijs nog langs de oever staat . In bepaalde gevallen is er dan al voortplanting rond half februari waarmee de bruine kikker vrijwel altijd een pionierssituatie heeft en een echte koude bestendige soort is .

The * stretch test is performed by (gently!) the hind legs to straighten one leg forward and backward to bring along the body, the Moor frog will have a length of the heel joint show that extends beyond the muzzle end, the legs of the common frog are shorter and clearly for the snout in order just for the eye area. At very busy frogs this is hardly or not, then please stop trying and the frog are energy metabolism and stress (cortisone) to wells and the animal level in freedom.


De heikikker (R.arvalis) heeft een typisch natte heide en veengrond verspreiding en is in Nederland,Belgie en de Benelux minder algemeen tot zeldzaam  voorkomend .  In Nederland komt hij vooral voor op de hoge zandgronden in natte zandlandschappen ,vennen en veengebieden . De Engelse benaming Moor-frog (Veenkikker ) lijkt beter gekozen omdat de soort erg veel in veengebied zoals hoogveen en kleine veentjes te vinden is .
Heikikkers hebben ten opzichte van de bruine kikvors een meer noordelijk Continentale verspreiding en komt tegelijk met de bruine kikker ook in de boreale regio voor tot in Noordelijk Scandinavië , Fennoscandia de Balten en Noord-Rusland . In het Zuidwesten buigt deze af vanaf  de Peelregio naar t Maasdalgebied om daar de Duitse Hochmoors te bevolken . In België komt hij in Vlaanderen met name voor in de Antwerpse Kempen en de Hoge Kempen in het Oosten . In Wallonië komt de soort nagenoeg niet voor ,en loopt de spreidingsgrens  geleidend van  Zuidoostelijk Nederland  naar West-Duitsland .

De heikikker heeft een typische roep die markant is voor deze soort , in de verte bij redelijk forse koren lijkt het geluid op een soort smurfachtige brabbel met vele honderden individuen . Van dichterbij is het duidelijk een geluid dat zich vergelijkt met leeglopende flesjes ,het redelijke hoogfrequente geluid staat in contrast tot de concerten van de bruine kikker die een laag blatend en borrelende roep laat horen in de voortplantingstijd .
De meestvoorkomende habitat in West-Europa van de soort bestaat uit vochtige gebieden: hoog- en laagvenen, moerassen en overstromingsgebieden (uiterwaarden). In zijn gehele verspreidingsgebied heeft de soort een voorkeur voor relatief voedselarm water (oligotroof) . Vaak, maar niet noodzakelijk, gaat dit gepaard met een lage pH (4,5-6,0). Meestal is er sprake van enige veenvorming .  De heikikker blijkt, in vergelijking tot bijvoorbeeld de bruine kikker, een vennensoort bij uitstek. Daarnaast komt de soort voor in kleine geïsoleerde wateren en in sloten (in laagveen, klei-op-veen en komkleigebieden). In rivierbegeleidende wateren (kleiputjes) wordt de soort alleen langs de Nederrijn/Lek aangetroffen.


 De Springkikker (s) (rana dalmatina )  is een submediterrane- continentale  soort die typische vochtige loofbossen bewoont,zoom en kruidlagen en in vochtige beekbegeleidende natuurregio´s . De soort houd zich met name in midden en Zuidoost Europa op maar is begrenst tot de Pyreneeën en loopt verder via de Provence door het Italiaans schiereiland naar de Balkan tot noordelijk in geheel Tjsechie en geheel zuidelijk en Oost-Duitsland. Een geisoleerde relict-populatie bevindt zich in Zuid-Zweden wat duid op een vroegere brede verspreiding  De krachtig gebouwde soort met enorme springkracht en lange ledematen voelt zich thuis in open weiden,graslanden,ext. agrarisch gebied ,lichte bossen en open kapvlakten met kwelwateren of poeltjes . Tevens cultuurlandschap word bewoond en kunnen we dieren vinden in de buurt van ext. grasweiden met spec drinkpoelen,drinkbakken en kleinschalige landschapselementen .
Herkenning van deze op de Bruine en Heikikker gelijkende soort vereist wat oefening en ervaring vanuit veldwaarnemingen en monstername  alleen dan zijn de uiterlijke kenmerken goed zichtbaar . Duidelijk te zien zijn de spitsere snuit, ontbrekende rugstreep en grote ledematen naast de zalmachtige  grondkleur die beige,kakiachtig aandoet tot roze-oranje . Het lichaam is vrijwel ongestreept en ongevlekt,slechts op de achterpoten zijn lichte,vervallen dwarsbanden zichtbaar en op de flanken zijn gelig,donkere stippen te vinden .
Alhoewel de roep niet altijd luid te horen is ,is deze toch erg markant en goed te onderscheiden . Zijn typische roep is sterk afwijkend van overige West-Palearctische bruine kikkersoorten .


Agile frog *(r.dalmatina) in situ ,in sub mediterranean light forest ground ,

The Agile frog (s) (rana dalmatina) is a sub-Mediterranean-continental species that inhabits moist deciduous forests typical, zoom and herb layers and in humid region ´ s beekbegeleidende nature. The species is particularly in Central and South-Eastern Europe on but is limited to the Pyrenees and continues through the Provence by the Italian peninsula to the Balkans to Northern in another Czech porn classic whole and whole southern and Eastern Germany. An isolated relict population is located in South Sweden which indicate on a former wide spread The powerfully built strain with huge spring force and long limbs feels at home in open meadows, grasslands, ext. agricultural area, light forests and open kapvlakten with seepage water or ponds. Also cultural landscape inhabited and word we can find animals near Ext. grass meadows with spec drinking, drinking bowls and small-scale landscape elements.
Recognition of this on the Brown and moor frog behaviour requires some practice and experience from field observations and sampling only then are the external features well visible. Clearly visible are the rugstreep and large spitsere muzzle, missing limbs next to the salmon-like soil color beige, Khaki like campus located to pink-orange. The body is pretty much ongestreept and ongevlekt, only on the hind legs are light, dilapidated cross tires visible and on the flanks are yellowish, dark dots.


Het moeilijkste is het dier te onderscheiden met de Italiaanse springkikker (rana latastei) die nagenoeg hetzelfde gebied bewoont hetzij slechts endemisch voorkomt in Noord-Italie  en schaars in Zuid-Zwitserland. Uitkomst bied het trommelvlies dat veel kleiner is dan het van de springkikker,het trommelvlies van R. Latastei is klein,ong. 1/2 van de pupil,terwijl dat van R. dalmatina juist fors is en practisch dezelfde  (1/1) diameter meet als de pupillen .

Rechts: slecht te determineren opname gemaakt savonds  in Wolferngut,Oostenrijk waar zowel,hei,springkikker en bruine kikker voorkomen.

Boven: de Rijke kruidlaag langs dit bospad met openterrein is goed geschikt voor springkikker en heikikker waar zich veel vochtige schuilplaatsen,geschikte temp. en voedselkeuze aanwezig is (Wolferngut,Zuid-Oostenrijk) M.Abuys,2013 .

Het voorkomen van de Springkikker in de Benelux is Noordelijk begrensd tot Zuid-Wallonie de Ardennen waar enkele populaties op hun noordelijkst voorkomen . De populatiedynamiek van de regio is slechts summier beschreven en in de  natuurautoriteiten niet altijd genoemd als soort voor Wallonie,Belgie terwijl we elk jaar dieren vinden in de Zuidoost-Belgische regio nabij Muno, Florenville. In deze regio vooral in de Franse departementen Lorraine,Elzas en Champagne komt deze soort met nam wel in relatief hoge dichtheden voor in bosranden,beekvalleien en vochtige loofbossen met wateren en of kruidenrijke zoomlagen .

*** de strekproef is een veldmethode die word gebruikt voor het determineren van bruine en groene kikkers of de springkikker. Deze methode dient alleen te worden uitgevoerd door mensen met voldoende soortkennis en ervaring. Dit moet kritisch en voorzichtig gebeuren zodat kikkers niet  beschadigd of verwond raken .Tevens dient een ontheffing te kunnen overlegd van het Min. van ELI. voor het vangen van amfibieen of reptielen voor studiedoeleinden .



text and photographs ; Marc Abuys (exc. for 1)

Sources ;

Atlas of Amphibians and reptiles in Europe 2004 ,SEH Reedition , museum national d´histoire naturelle Paris,520 p.
Gasc. J. P,Cabela A,CrnoBrnja -Isailovic J. ,Dolmen D.,Grossenbacher.K. ,Haffner P. Lescure J. ,Martens H., Martinez Rica J.P. ,Maurin H. Oliveira M.E. Sofianidou T.S. ,Veith. M. , Zuiderwijk A.

Taschenlexikon der Amphibien und Reptilien Europas , Alle Arten van den Kanarischen Inseln bis zum Ural, - Dieter Glandt ,- Quelle & Meyer ,2010

Amphibiens et Reptiles de Lorraine -Michel Renner , Stephan Vitzthum , edition serpenoise ,2011



**Informatie -workshops rond amfibieen vd Benelux ,schoolvoorstellingen ,veldexcursies ,
*mail wolfhounds32@hotmail.com of bel 0525 -651767 .